De opkomst van cottage industries in Nederland

29/10/2012

 

De laatste maanden kom ik steeds vaker het begrip cottage industries tegen. Het roept bij mij beelden op van kleinschalige productie van eenvoudige gebruiksgoederen in huiselijke kring onder behoorlijk armoedige omstandigheden. Beelden van krottenwijken in Azie en Afrika. Maar niet van Europa, in ieder geval niet van anno nu. Wel beelden van voor de industriële revolutie, toen de gemiddelde Nederlander door ijverige huisvlijt zijn kostje bij elkaar scharrelde en nog een zeer simpel optrekje bewoonde.

Woon/werk combinaties op het platteland: geef het verschijnsel een engelse term, definieer de randvoorwaarden en onderzoek of het verschijnsel optreedt. Zo kunnen we elkaar mooi bezig houden met meten en weten.

Eerst maar even de definitie zoals cottage industries zijn gedefinieerd in een recent onderzoek dat de Kamer van Koophandel heeft laten uitvoeren: Het gaat dan om bedrijven met minder dan 10 werknemers, die gelegen zijn in kernen met minder dan 5000 inwoners en in het buitengebied en welke hun omzet voor meer dan 50% buiten de regio (gemeente en aangrenzende gemeenten) halen.

Alhoewel het niet in de definitie expliciet werd neergezet, wordt in het bovenstaande aangehaalde onderzoek uiteraard die vorm van bedrijvigheid bedoeld waarbij wonen en werken wordt gecombineerd. Aldus konden voor de onderzoeksgebieden absolute aantallen worden geturfd en wat veel interessanter is, ook worden gemeten dat het aantal dergelijke bedrijven de laatste jaren sterk groeit.

 

Nu vind ik de wijze waarop het begrip wordt gedefinieerd niet zo interessant. Wel het fenomeen. Feitelijk was het boerenbedrijf altijd al een combi van wonen en werken. Dus feitelijk niets nieuws onder de horizon. Wel het feit dat na een tijdelijke daling – veel boerderijen werden enkel nog benut om te wonen nadat het boerenbedrijf was gestopt –  nieuwe werkgelegenheid op het platteland begint op te duiken. Het zijn uiteraard de ontwikkelingen op ICT gebied, die zulks mogelijk hebben gemaakt.

Boeren hadden vroeger geen borden langs de weg staan om de aard van hun nering te expliceren. Tegenwoordig vliegen je de borden om de oren. Een inwoner uit Twente mopperde laatst nog tegen me dat hij gek werd van al die schreeuwende borden. Hij had het over plattelandsvervuiling en sprak zijn verbazing uit over het feit dat de gemeente niet paal en perk stelde aan deze reclamecampagnes voor eigen erf. Dergelijke borden zijn we inderdaad van oudsher niet gewend op het platteland. Dit probleem hebben we uiteraard ook in onze binnensteden gehad. Ook daar hebben we al te schreeuwerige reclame op de gevels moeten afbuigen naar vriendelijke varianten. Dat zal op het platteland ook wel weer goed komen. Een kwestie van tijd dus.

Interessant is dat de nieuwe woon-werk combinaties in de perifere gebieden een bijdrage leveren aan de leefbaarheid. Oude boerderijen en leegstaande gebouwen in dorpskernen (schoolgebouwen en winkels) kunnen zo een nieuwe bestemming krijgen. De nieuwe eigenaren van deze panden komen lang niet altijd uit de plaatselijke gemeenschap. ‘Inpot’ dus, zoals men dat in Oost Nederland noemt. Dat werd vroeger nog wel eens als negatief ervaren, maar die tijd hebben we hopelijk een beetje achter ons gelaten. Nieuwe bewoners betekent ook nieuwe kansen, nieuwe inzichten en nieuwe energie.

Deel dit artikel:

Citydna. tags