Rond 1850 verschijnen berichten in het westen over een prachtige sinaasappel die weelderig groeit in de tuingaarden rondom Jaffa. De soortnaam is Shamouti, maar krijgt al snel de bijnaam Jaffa sinaasappel.
Rond 1900 is het in de haven van Jaffa een komen en gaan van kamelen bepakt met dit smakelijke exportproduct. Elke sinaasappel liefdevol verpakt in een dun papiertje. Ik kan me die papiertjes nog vaag herinneren. Als de Jaffa’s in de aanbieding waren, kocht mijn moeder ze ook altijd.
Een blijvertje
De Jaffa is inmiddels grotendeels verdrongen van de markt. Andere soorten lieten zich gemakkelijker telen, oogsten en verpakken. Maar de naam Jaffa is een blijvertje en staat synoniem voor kwaliteit. Op flessen limonade, drankpakjes, chocolade en koekjes wordt nog regelmatig met de naam Jaffa geschermd. In de documentaire “Jaffa, the Orange Clockwork” uit 2009 belicht filmmaker Eyal Sivan een heel ander perspectief: Terwijl de sinaasappel het symbool voor de Joodse onderneming en de staat Israel is, zien de Palestijnen het als het symbool van verlies en vernietiging van hun thuisland.
Zelf naar Jaffa
Nog maar een kleine maand geleden was ik in Jaffa. Lekker gemaakt door alle met Pfeiffer beleefde digitale avonturen en murw van twee jaren corona lockdown werd het tijd om zelf ook weer op pad te gaan. Samen met mijn reislustige jongste dochter heb ik een week door Israël getrokken. Het was een indrukwekkende reis en het gaf tegelijkertijd een dubbel gevoel. Want hoe verhoud je je tot een land dat is gesticht in de leefruimte van anderen? En in hoeverre mag je van zo’n plek ‘genieten’? We hebben het daar best vaak over gehad. En stel, zeiden we tegen elkaar, als we ook een reis naar Palestina gaan maken. Klopt de reis dan wel voor ons gevoel? Nee denk ik, inmiddels weer thuis, dat is een drogreden en het verandert niets aan de situatie en het leed dat is aangebracht.
Frankenhotel versus Booking
In de middag van 27 mei 1842 arriveert Pfeiffer in Jaffa. Een Frankenhotel is er niet en ik ben bang voor een herhaling van zetten. Maar Pfeiffer wendt zich tot de plaatsvervangende Oostenrijkse consul voor raad en hij is zo vriendelijk haar in huis op te nemen. Mijn dochter en ik hadden het 180 jaar later een stuk gemakkelijker. Via Booking hadden we zo een kamer gevonden. De keuze was enorm. Met alleen wel één aantekening: Israël is geen goedkoop land om te verblijven. De prijzen van de kamers liggen stukken hoger dan wat we doorgaans in West Europa gewend zijn.
Op pad met de zoon van de consul
Maar eerst terug naar Ida Pfeiffer die met de zoon van de consul op pad gaat om Jaffa te verkennen. In haar dagboek weer haar gewoonlijke gemopper over de staat waarin ze de stad ervaart: ‘De stad doet wat viezigheid en oneffenheden niet onder voor de steden die ik tot dusver heb gezien. Alleen de straat onderaan bij de zee is breed en geliefd en daar trekken constant beladen en onbeladen kamelen langs’.
Over de groene omgeving van Jaffa is Pfeiffer veel positiever. Zo is ze erg onder de indruk van alle vruchtbomen die ze ziet en de kanalen die de tuinen doorsnijden. Toen ineens begreep ze ‘hoe alle bomen zonder een verkwikkend regenbuitje er zo fris en mooi konden uitzien’. Maar tegelijkertijd komt de tuttige Weense Pfeiffer ook even om de hoek kijken: ‘Maar het hoofdbestanddeel van onze tuinen ontbreekt hier volledig, namelijk een prachtig gazon met bloemen’. Toen ik dat las, moest ik glimlachen. Werkelijk Pfeiffer, schrijf je dát op?